ik
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onderwerp | voorwerp | onderwerp | voorwerp | |
1e persoon | ik 'k | mij me | wij we | ons |
2e persoon (informeel) |
jij je | jou je | jullie | jullie |
2e persoon (formeel) |
u | u | u | u |
2e persoon (regionaal) |
gij ge | u | gij ge | u |
3e persoon (mannelijk) |
hij ie | hem 'm | zij ze | (dat.) hun (acc.) hen ze |
3e persoon (vrouwelijk) |
zij ze | haar 'r, d'r | ||
3e persoon (onzijdig) |
het 't | het 't | ||
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm |
- erfwoord in de betekenis van ‘persoonlijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 776 [1] [2] [3]
- afkomstig van:
- Middelnederlands: ic
- Oudnederlands: ik
- Germaans: *ek, *ik
- Indo-Europees: *éǵh₂-
- Verwant in Germaans:
- nominatief (onderwerp), verwijst naar de spreker of schrijver met uitsluiting van anderen
- Ik zing dit lied voor jou.
- ▸ Hij kreeg hierdoor te maken met onder meer doodsbedreigingen en bommeldingen op de faculteit. In 2009 blikte de criminoloog in gesprek met het Leids Universitair Weekblad Mare terug op die periode. "Ik schermde zo goed mogelijk mijn gezin af, maar dat lukte natuurlijk slecht." Zo kreeg hij ook telefonisch bedreigingen en werd er poep door de brievenbus gegooid.[5]
- ▸ "Dat wordt straks wel even wennen", zegt machinist Jos van der Veen tegen RTV Noord. Hij had gisteravond zijn laatste rit naar het "oude hoofdstation"". "Ik vind het mooi om een stukje spoorweggeschiedenis mee te maken, zowel aan het einde van iets of het begin van iets. Nu mag ik het einde meemaken, hartstikke leuk."[6]
- Ik denk, dus ik ben. (bron: Descartes
)
- Ik kwam, ik zag, ik overwon / Ik kwam, zag en overwon
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ik | ikken |
verkleinwoord | ikje | ikjes |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
het ik o
- ego, de eigenlijke zelfstandige persoon
- Het woord ik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ik" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ ik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "ik" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ik op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron “Criminoloog Wouter Buikhuisen (91) overleden” (10 mei 2025), NOS
- ↑
Weblink bron “Station Groningen ruim twee maanden dicht vanwege verbouwing” (10 mei 2025), NOS
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ik
ik
- ik; eerste persoon enkelvoud nominatief
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onderwerp | voorwerp | onderwerp | voorwerp | |
1e persoon | ik | my | wy | ús |
2e persoon fam. |
do | dy | jimme | jimme |
2e persoon beleefd |
jo | jo | ||
3e persoon (mannelijk) |
hy | him | hja, sy | har, harren |
3e persoon (vrouwelijk) |
hja, sy | har | ||
3e persoon (onzijdig) |
it | it |
- IPA: /ɪk/
- ik
- Afgeleid van het Oudfriese ik
ik
- ik; 1e persoon enkelvoud onderwerpsvorm
enkelvoud | tweevoud | meervoud | |
---|---|---|---|
nominatief | ik | wit | weis |
accusatief | mik | ugkis | uns/unsis |
genitief | meina | ugkis | unsara |
datief | mis | *ugkara | uns/unsis |
- IPA: ɪk/
- ik
ik
- ik; 1e persoon nominatief enkelvoud
ik
- Afgeleid van het Angelsaksische ic
ik
- ik; 1e persoon nominatief enkelvoud
- IPA: /ɪk/
- ik
ik
- ik; 1e persoon nominatief enkelvoud
- IPA: /ɪk/
- ik
- Afgeleid van het Middelnederduits ik
ik
Ik keem, ik keek, ik wun
Ik keem, ik keek, ik wun
- IPA: /ɪk/
- ik
- Afgeleid van het Oudfriese ik
ik
- ik; 1e persoon nominatief enkelvoud
ik
- ik; 1e persoon nominatief enkelvoud
ik
- ik; 1e persoon nominatief enkelvoud
- Fries: ik
- Noord-Fries: ick, ik
- Saterfries: iek
ik
- ik; 1e persoon nominatief enkelvoud
- ik
ik
- ik; 1e persoon nominatief enkelvoud
- ik
- Afgeleid van het Middelengelse ik
ik
- ik; 1e persoon nominatief enkelvoud
- «Wha did that? – Ik!»
- Wie heeft dat gedaan?! – Ikke!
- «Wha did that? – Ik!»
ik
- ik
ik
- IPA: /ɪk/
- ik
ik
- ik
ik
- (Münsterlands) ik; 1e persoon nominatief enkelvoud
- Afgeleid van het Middelnederlandse ic
ik
- ik; 1e persoon nominatief enkelvoud
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 2
- Persoonlijk voornaamwoord in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Achterhoeks
- Persoonlijk voornaamwoord in het Achterhoeks
- Verouderd in het Achterhoeks
- Woorden in het Fries
- Persoonlijk voornaamwoord in het Fries
- Woorden in het Fries met IPA-weergave
- Woorden in het Gotisch
- Persoonlijk voornaamwoord in het Gotisch
- Woorden in het Gotisch met IPA-weergave
- Woorden in het Kaqchikel
- Zelfstandig naamwoord in het Kaqchikel
- Woorden in het Middelengels
- Persoonlijk voornaamwoord in het Middelengels
- Woorden in het Middelnederduits
- Woorden in het Middelnederduits met IPA-weergave
- Persoonlijk voornaamwoord in het Middelnederduits
- Woorden in het Nedersaksisch
- Woorden in het Nedersaksisch met IPA-weergave
- Persoonlijk voornaamwoord in het Nedersaksisch
- Woorden in het Noord-Fries
- Woorden in het Noord-Fries met IPA-weergave
- Persoonlijk voornaamwoord in het Noord-Fries
- Woorden in het Oost-Fries
- Persoonlijk voornaamwoord in het Oost-Fries
- Woorden in het Oudfries
- Persoonlijk voornaamwoord in het Oudfries
- Woorden in het Oudnederlands
- Persoonlijk voornaamwoord in het Oudnederlands
- Woorden in het Oudsaksisch
- Persoonlijk voornaamwoord in het Oudsaksisch
- Woorden in het Schots
- Persoonlijk voornaamwoord in het Schots
- Woorden in het Tobiaans
- Zelfstandig naamwoord in het Tobiaans
- Woorden in het Twents
- Persoonlijk voornaamwoord in het Twents
- Woorden in het Veluws
- Woorden in het Veluws met IPA-weergave
- Persoonlijk voornaamwoord in het Veluws
- Woorden in het Westfaals
- Persoonlijk voornaamwoord in het Westfaals
- Münsterlands
- Woorden in het West-Vlaams
- Persoonlijk voornaamwoord in het West-Vlaams