Naar inhoud springen

mei

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Mei
mei
Très Riches Heures du duc de Berry
  • mei
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vijfde maand’ voor het eerst aangetroffen in 1270 [1]
  • Komt van het Latijnse mensis Maius. Mogelijk is de maand vernoemd naar de Romeinse godin Maia, de godin van de aarde.
enkelvoud meervoud
naamwoord mei meien
verkleinwoord meitje meitjes

de meim

  1. (tijdrekening) de vijfde maand van het jaar
    • In Nederland valt dodenherdenking op 4 mei en bevrijdingsdag op 5 mei. 
     Hierdoor starten de meeste North Bounders (NOBO) tussen maart en mei om in september het eindpunt te bereiken.[2]


Maanden in het Nederlands
januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
nominatief ego nōs
accusatief
genitief mei nostri
datief mihi nōbis
ablatief

mĕi

  1. van mij (genitief van de eerste persoon enkelvoud van ego)

meī

  1. van mijn (genitief mannelijk enkelvoud van meus)
  2. van mijn (genitief onzijdig enkelvoud van meus)
  3. van mijn (nominatief mannelijk meervoud van meus)
  4. van mijn (vocatief mannelijk enkelvoud van meus)


mei

  1. mei


mei

  1. mei


  • Ontleend aan het Nederlandse mei.
enkelvoud of
impliciet meervoud
expliciet meervoud
  mei     -  

mei

  1. mei
Maanden in het Papiaments
Bonaire en Curaçao:
Aruba:

yanüari
januari
januari
febrüari
februari
februari
mart
maart
maart
aprel
april
april
mei
mei
mei
yüni
juni
juni
yüli
juli
juli
ougùstùs
augustus
augustus
sèptèmber
september
september
oktober
october
oktober
novèmber
november
november
desèmber
december
december