mono
Uiterlijk
- mo·no
stellend | |
---|---|
onverbogen | mono |
verbogen | - |
mono
- (elektronica) (van geluid) weergegeven over één spoor of kanaal
- Het geluid was mono en van slechte kwaliteit.
- bestaande uit één element, zaak
- Het woord mono staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mono" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | mono | monoj |
accusatief | monon | monojn |
mono
mono
- IPA: /ˈmono/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
mono | monos |
mono m
- [1] mannelijke vorm van mona
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Elektronica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %
- Woorden in het Esperanto
- Woorden in het Esperanto van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Esperanto
- Woorden in het Kituba
- Persoonlijk voornaamwoord in het Kituba
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 4
- Woorden in het Spaans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Spaans
- Primaten in het Spaans
- Zoogdieren in het Spaans