nominatief
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nominatief (hulp, bestand)
Woordafbreking
- no·mi·na·tief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘eerste naamval’ voor het eerst aangetroffen in 1633 [1]
- van Latijn nominativus [2]
- afgeleid van nominatie met het achtervoegsel -ief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nominatief | nominatieven |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
nominatief m
- (grammatica) de eerste van de 8 naamvallen van de Indo-Europese talen. In deze vorm staat meestal een onderwerp of naamwoordelijk deel van een gezegde
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een eerste van de 8 naamvallen van de Indo-Europese talen
stellend | |
---|---|
onverbogen | nominatief |
verbogen | nominatieve |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
nominatief
- gesteld op naam van iemand
- Bij nominatieve aandelen is de naam van de eigenaar ingeschreven in het aandeelhoudersregister van de onderneming
Gangbaarheid
- Het woord nominatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nominatief' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ief in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Grammatica in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 84 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %