accusatief
Uiterlijk
- Geluid: accusatief (hulp, bestand)
- IPA: / ˌɑkysaˈtif / (4 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˌɑkusaˈtif/
- (Limburg): /ˌɑkyzaˈtiːf/
- ac·cu·sa·tief
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vierde naamval’ voor het eerst aangetroffen in 1605 [1]
- afgeleid van het Latijnse 'accusativus'. [2]
- afgeleid van accusatie met het achtervoegsel -ief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | accusatief | accusatieven |
verkleinwoord | - | - |
de accusatief m
- (grammatica) naamval voor het lijdend voorwerp
1. naamval voor het lijdend voorwerp
- Het woord accusatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "accusatief" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "accusatief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ accusatief op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ief in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Grammatica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 53 %
- Prevalentie Vlaanderen 87 %