Nederlands

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

ISO 639-3
nld
volledig
und:ine:gem:gmw:nld
bestand
Uitspraak
Woordafbreking
  • Ne·der·lands
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Nederlands -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het Nederlandso

  1. (taal) West-Germaanse taal die wordt gesproken door 25 miljoen mensen in Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, België en Suriname
    • Voor Duitssprekende mensen is het Nederlands vaak een makkelijk te leren taal. 
     Hij kon zelfs een beetje Nederlands spreken, maar we gingen toch snel weer over op Engels.[1]
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

stellend vergrotend overtreffend
onverbogen Nederlands Nederlandser Nederlandst
verbogen Nederlandse Nederlandsere Nederlandste
partitief Nederlands Nederlandsers -

Bijvoeglijk naamwoord

Nederlands

  1. (demoniem) met betrekking tot Nederland of de Nederlandse taal
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia


Afrikaans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

Nederlands

  1. (taal) Nederlands

Bijvoeglijk naamwoord

Nederlands

  1. (demoniem) Nederlands


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • Ne·der·lands
Naar frequentie zeldzaam

Eigennaam

Nederlands

  1. genitief onbepaald onzijdig enkelvoud van Nederland


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • Ne·der·lands

Eigennaam

Nederlands

  1. genitief onbepaald onzijdig enkelvoud van Nederland


West-Vlaams

Woordafbreking
  • Ne·der·lands

Eigennaam

Nederlands o

  1. (taal) een Germaanse taal die veel gesproken wordt in Nederland en Vlaanderen