genitief
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·ni·tief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘tweede naamval’ voor het eerst aangetroffen in 1633 [1]
- Van Latijn genitivus. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | genitief | genitieven |
verkleinwoord | genitiefje | genitiefjes |
Zelfstandig naamwoord
genitief m
- (grammatica) één van de 8 naamvallen van de Indo-Europese talen die oorspronkelijk een oorzakelijk voorwerp aanduidde, maar tegenwoordig vooral een bezitsrelatie aanduidt
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. één van de 8 naamvallen van de Indo-Europese talen die oorspronkelijk een oorzakelijk voorwerp aanduidde, maar tegenwoordig vooral een bezitsrelatie aanduidt
Gangbaarheid
- Het woord genitief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "genitief" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "genitief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ genitief op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be