je

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Naar frequentie 2
  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon ik
'k
mij
me
wij
we
ons
2e persoon
(informeel)
jij
je
jou
je
jullie jullie
2e persoon
(formeel)
u u u u
2e persoon
(regionaal)
gij
ge
u gij
ge
u
3e persoon
(mannelijk)
hij
ie
hem
'm
zij
ze
(dat.) hun
(acc.) hen
ze
3e persoon
(vrouwelijk)
zij
ze
haar
'r, d'r
3e persoon
(onzijdig)
het
't
het
't
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm
Uitspraak
Woordafbreking
  • je
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘persoonlijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1618 [1]

Persoonlijk voornaamwoord

je tweede persoon enkelvoud informeel

  1. onbenadrukte vorm van jij.
    • Je hebt een leuke partner. (onderwerp). 
    • Wat zoek je? 
  2. onbenadrukte vorm van jou.

Onbepaald voornaamwoord

  1. informeel voor onbepaald men
  enkelvoud meervoud
verplicht keuze verplicht keuze
1e persoon mij
me
mijzelf
mezelf
ons onszelf
2e persoon
(informeel)
je jezelf je jezelf
2e persoon
(formeel)
zich zichzelf zich zichzelf
2e persoon
(regionaal)
u uzelf u uzelf
3e persoon
zich zichzelf zich zichzelf

Wederkerend voornaamwoord

  1. wordt gebruikt bij de tweede persoon enkelvoud- en meervoud.
    • Jij kleedt je aan. 
    • Jullie wassen je. 
Opmerkingen
  • Deze vorm wordt gebruikt als de reflexiviteit verplicht is, dat wil zeggen dat het werkwoord alleen als wederkerend gebruikt kan worden. Ook optioneel wederkerende werkwoorden kunnen het gebruiken maar voor deze is jezelf gebruikelijker.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  enkelvoud meervoud
bijvoeglijk zelfstandig bijvoeglijk zelfstandig
1e persoon mijn
m'n
mijne ons, onze onze
2e persoon
(informeel)
jouw
je
jouwe jullie
je
-
2e persoon
(formeel)
(regionaal)
uw uwe uw uwe
3e persoon
(mannelijk)
zijn
z'n
zijne hun hunne
3e persoon
(vrouwelijk)
haar
d'r, 'r
hare
3e persoon
(onzijdig)
zijn
z'n
(ervan)
zijne
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm

Bezittelijk voornaamwoord

je

  1. tweede persoon enkelvoud onbenadrukte vorm van jouw.
    • Heb je problemen met je pc? 
    • Spreek je moerstaal! 
  2. tweede persoon meervoud onbenadrukte vorm van jullie.
    • Hebben jullie je moeder nog bezocht? 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • ja

Bijwoord

je

  1. ooit
    «Wann wird man je verstehen?»
    Wanneer zal men het ooit begrijpen?
  2. telkens
  3. ~ nach naargelang
  4. (verouderd) altijd
  5. (verouderd) echter

Voorzetsel

je (+ accusatief)

  1. per

Voegwoord

je

  1. hoe... des te
    «Je schneller, je besser.»
    Hoe sneller, des te beter.

Tussenwerpsel

je

  1. (informeel) jee, jeetje


Frans

nominatief genitief datief accusatief benadrukt
je mon / ma /
mes
moi me moi
Uitspraak

Persoonlijk voornaamwoord

je ('j) eerste persoon enkelvoud

  1. ik
Voor een woord dat met een klinker of een stomme h begint wordt je vervangen door j'

.Je vais à la mer avec toi.

Ik ga met je naar zee.


Slowaaks

Uitspraak

Werkwoord

je

  1. derde persoon tegenwoordige tijd enkelvoud van byť: is


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • je

Werkwoord

je

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord být: is
    «Česká republika je země v Evropě.»
    Tsjechië is een land in Europa.
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Persoonlijk voornaamwoord

je

  1. accusatief enk van ono
  2. accusatief mv van on
  3. accusatief mv van ona
  4. accusatief mv van ono
Synoniemen
  1. jej
Paroniemen

Verwijzingen