zijn
Uiterlijk
- zijn
- [A] erfwoord, via Middelnederlands sijn van Oudnederlands sīn ; in de betekenis van ‘bestaan’ aangetroffen vanaf 776 [1] [2] [3]
De vormen van het werkwoord zijn op drie verschillende wortels in het Indo-Europees terug te voeren.- De vormen "is", "zij", "zijt" en "zijn" gaan terug op Indo-Europees *h₁es- ('zijn'), vergelijk: Engels: is, am, Perzisch: است (ast), Latijn: est, Grieks: ἐστί (estí), Sanskriet: अस्ति (ásti), Russisch: есть (est).
- De vormen "ben", "bent" komen van Indo-Europees *bʰuh₂- ('worden'). (Vgl. bijv. Engels: to be, Proto-Indo-Iraans: bhávati, Perzisch: بودن, Proto-Slavisch: byti, Russisch:быть, Latijn: -bo, -bundus, fio, fui, futurus, Grieks: φύω, Litouws: būti, Lets: būt,)
- De vormen "wezen", "was", "waren", "waart", "ware", "wees", "weest", "geweest", "gewezen" komen van Indo-Europees *wes- dat 'verblijven' betekende (vergelijk Engels: was, were).
- [B] erfwoord, via Middelnederlands sijn van Oudnederlands sīn
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zijn /zɛin/ |
was /ʋɑs/ |
geweest /ɣə'ʋest/ |
onregelmatig | volledig | [A] |
[A] zijn
- ergatief: bestaan, existeren
- ergatief (meestal gevolgd door niet meer): leven
- Zij is niet meer.
- ergatief: zich bevinden, ergens aanwezig zijn
- ergatief, onpersoonlijk: drukt de feitelijke toestand, hoedanigheid of wenselijkheid van iets uit
- Wat is er met jou?
- Hoe is het?
- Wat zal het zijn?
- Is er een oplossing voor dit probleem?
- ▸ De Chinese auto heeft dus definitief een plek veroverd op de Europese markt. Bovag verwacht dat het marktaandeel van Chinese autofabrikanten van 4 procent nu naar 10 procent zal groeien in Europa en wel 15 procent in Nederland. "De Chinese merken zijn al een serieuze speler en ik denk dat ze Europese fabrikanten gaan stimuleren nog meer te steken in de elektrificering en efficiëntie van hun auto's", zegt Brummelhuis. De EU hoopt in ieder geval binnenkort afspraken te maken China zodat Chinese automerken ook hier meer fabrieken gaan openen.[4]
- koppelwerkwoord (gevolgd door zelfstandignaamwoordgroep): gelijk zijn aan:
- Johan is onze voorzitter.
- koppelwerkwoord(gevolgd door zelfstandignaamwoordgroep): tot de groep behoren van
- De leeuw is een dier.
- koppelwerkwoord (gevolgd door adjectief): de eigenschap hebben:
- Hij is nieuwsgierig.
- onpersoonlijk, ~ te drukt een soort van verplichting uit, of iets dat noodzakelijk is of voor de hand ligt
- Dat is af te raden.
- Dat is te verwaarlozen.
- onpersoonlijk, ~ te drukt een mogelijkheid uit
- Er waren stemmen te horen van achter het muurtje.
- Dat is niet te doen.
- hulpwerkwoord: ~ + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van een ergatief werkwoord
- Komt hij nog? Hij is al gekomen.
- hulpwerkwoord: ~ + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van de lijdende vorm
- Zij was zo vreselijk geslagen dat het bloed van haar lijf droop.
- [7] als de dood zijn voor
- [5] er het hart van in zijn
- [7] snel weg zijn met
- [4] van doen zijn
- [7] zot zijn van
1. bestaan
2. leven
3. zich bevinden.
|
4. drukt de feitelijke toestand, hoedanigheid of wenselijkheid van iets uit
5. gelijk zijn aan.
|
6. tot de groep behoren van
|
7. de eigenschap hebben.
|
|
10. zijn + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van ergatieven
|
11. zijn + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van de lijdende vorm
|
[A] het zijn o
- (filosofie) gegeven dat iets of iemand bestaat
- Als ik nu niet "Het Zijn en het Niets" van Jean-Paul Sartre ga lezen, zal het er wel nooit meer van komen.
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
bijvoeglijk | zelfstandig | bijvoeglijk | zelfstandig | |
1e persoon | mijn m'n | mijne | ons, onze | onze |
2e persoon (informeel) |
jouw je | jouwe | jullie je | - |
2e persoon (formeel) (regionaal) |
uw | uwe | uw | uwe |
3e persoon (mannelijk) |
zijn z'n | zijne | hun | hunne |
3e persoon (vrouwelijk) |
haar d'r, 'r | hare | ||
3e persoon (onzijdig) |
zijn z'n (ervan) | zijne | ||
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm |
[B] zijn
- derde persoon enkelvoud, mannelijk of onzijdig
- Hij liet zijn hondje uit.
- Het woord zijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zijn" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ zijn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "zijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron
Aïda Brands“Chinese elektrische auto's booming in Europa ondanks heffingen” (24 april 2025), NOS - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Onregelmatig werkwoord in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Onpersoonlijk werkwoord in het Nederlands
- Koppelwerkwoord in het Nederlands
- Hulpwerkwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Filosofie in het Nederlands
- Bezittelijk voornaamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %