Categorie:Ergatief werkwoord in het Nederlands
Uiterlijk
Alle categorieën |
De categorie Ergatief werkwoord in het Nederlands bevat een overzicht van ergatieve werkwoorden in het Nederlands. | |
Deze werkwoorden kennen in het geheel geen lijdende vorm en worden in de regel in de voltooide tijd met zijn vervoegd. Vaak stellen zij een beweging voor of een proces dat min meer vanzelf gebeurt. | |
Woordlemma's worden in deze categorie geplaatst door {{erga|nld}} aan de begripsdefinitie toe te voegen. |
Pagina’s in categorie "Ergatief werkwoord in het Nederlands"
Deze categorie bevat de volgende 200 pagina’s, van de 963 in totaal.
(vorige pagina) (volgende pagina)A
- aanbakken
- aanbelanden
- aanbleken
- aanblijven
- aanbreken
- aandampen
- aandrijven
- aaneengroeien
- aaneenknopen
- aanflitsen
- aanfloepen
- aangaan
- aangroeien
- aanhijgen
- aanhouden
- aanklikken
- aankoeken
- aankomen
- aanlanden
- aanliggen
- aanlopen
- aanschikken
- aanschuiven
- aansluiten
- aanspoelen
- aansterken
- aansterven
- aanstevenen
- aanstiefelen
- aanstuiven
- aantreden
- aantrekken
- aanvaren
- aanvliegen
- aanwassen
- aanwippen
- aanzetten
- aanzwellen
- acclimatiseren
- accultureren
- accumuleren
- achterblijven
- achternarijden
- achteroverslaan
- achteruitgaan
- adelen
- afbladderen
- afblijven
- afbranden
- afbrokkelen
- afdalen
- afdrijven
- afdruipen
- affikken
- afgaan
- afglijden
- afhaken
- afkalven
- afketsen
- afkoelen
- afkomen
- aflazeren
- afleken
- aflopen
- afnemen
- afnokken
- afreizen
- afremmen
- afscheuren
- afschilferen
- afslaan
- afslanken
- afslijten
- afspoelen
- afstammen
- afstompen
- afstuderen
- aftaaien
- aftakelen
- aftokkelen
- aftreden
- aftrekken
- afvallen
- afvriezen
- afwijken
- afzakken
- afzweren
- agglomereren
- agglutineren
- arriveren
- asfyxiëren
- assimileren
- autopetten
B
- bakken
- barsten
- bedaren
- bederven
- begroeien
- beharen
- beijzelen
- bekanen
- bekomen
- belanden
- beliggen
- benen
- bersten
- beschimmelen
- beslaan
- besterven
- betrekken
- bevallen
- bevriezen
- bewassen
- bewolken
- bezinken
- bezwijken
- bezwijmen
- bijblijven
- bijeenkomen
- bijkomen
- bijschuiven
- bijspringen
- bijtrekken
- bijvallen
- binnenblijven
- binnendringen
- binnengaan
- binnenkomen
- binnenlopen
- binnensijpelen
- binnentrekken
- binnenvallen
- bladderen
- blijven
- bloezen
- blubberen
- boemelen
- botsen
- botten
- bovenblijven
- bovenkomen
- breken
- brommen
- bronzen
- buitelen
C
D
- dalen
- dampen
- dartelen
- daveren
- davvenen
- de-escaleren
- debbelen
- debiliseren
- decompenseren
- deconfessionaliseren
- degenereren
- degraderen
- dehydrateren
- deinzen
- dementeren
- democratiseren
- demonstreren
- derailleren
- deserteren
- desintegreren
- destabiliseren
- deterioreren
- detoneren
- devalueren
- dichtslibben
- dichtspringen
- dichttrekken
- dichtvriezen
- dieken
- dippen
- dissociëren
- dobberen
- donderen
- doodblijven
- doodbloeden
- doodgaan
- doodlopen
- doodvallen
- dooien
- doorbreken
- doorbuigen
- doordraaien
- doordringen
- doorlekken
- doorreizen