existeren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • exis·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bestaan’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • afgeleid van het Franse exister (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
existeren
existeerde
geëxisteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

existeren

  1. absoluut bestaan; er zijn
    • Er heeft ooit een landmassa geëxisteerd waarvan Afrika, Zuid-Amerika, Madagaskar, India en Australië deel uitmaakten . 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen