vol
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vol (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /vɔɫ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /vɔl/
Woordafbreking
- vol
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gevuld’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vol | voller | volst |
verbogen | volle | vollere | volste |
partitief | vols | vollers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
vol
- geheel gevuld
- Zij zocht een zitplaats in de volle trein.
- helemaal, compleet
- Zij had zijn volle aandacht.
- Maar hij had dan ook het volste vertrouwen in de goede afloop. [2]
Antoniemen
- [1] leeg
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
de volle zee
- de open zee, ver verwijderd van de kust
volle maan
- de schijngestalte van de maan waarbij de maan, vanaf de zon gezien, zich aan de andere zijde van de aarde bevindt
- Als de maan vol is, schijnt zij overal
- De maat vol zijn
ergens genoeg van hebben
- Ergens de buik van vol hebben
ergens genoeg van hebben
- Ergens de mond vol van hebben
praten over de zaken die iemand bezighouden
- Iemand (niet) voor vol aanzien
gepraat van iemand niet serieus nemen
- Iemand voor vol aanzien
echt naar iemand luisteren wanneer iemand meepraat
- Iemand het volle pond geven
uitvoerig en duidelijk antwoorden
- In vol ornaat
- Met de mond vol tanden staan
niet weten wat je moet zeggen/ergens versteld van staan
- Mudvol of zo vol als mud
- Waar het hart vol van is, loopt/vloeit de mond van over
over dingen die iemand bezig houdt praat men erg graag ofwel: wat je belangrijk vindt of waar je veel aan denkt, daar praat je ook veel over
- Zeven is een galg vol
- de volle laag
alles, in volle omvang van iets dat onprettig is
- • Geniet nog maar even van de zon vandaag: aan het eind van de middag krijgen Overijssel en Gelderland de volle laag van een onweersstorm. Ook de provincies Brabant en en Limburg liggen in de vuurlinie van zware onweersbuien. ProRail waarschuwt alvast voor overlast doordat bijvoorbeeld omvallende bomen en blikseminslag het treinverkeer verstoren. [3]
Vertalingen
1. geheel gevuld
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vollen |
vol
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vollen
- Ik vol.
- gebiedende wijs van vollen
- Vol!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vollen
- Vol je?
Gangbaarheid
- Het woord vol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vol" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "vol" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 100
- ↑ Tubantia Gerald Meijer 04-06-19, Oost-Nederland krijgt vandaag te maken met een onweersstorm: regenbuien en mogelijk hagel
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Zelfstandig naamwoord
vol m
Volapük
Zelfstandig naamwoord
vol
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 3
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Woorden in het Volapük
- Zelfstandig naamwoord in het Volapük