volledig
Uiterlijk
- vol·le·dig
- In de betekenis van ‘geheel’ voor het eerst aangetroffen in 1729 [1]
- samenstellende afleiding van vol en lid met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | volledig | vollediger | volledigst |
verbogen | volledige | volledigere | volledigste |
partitief | volledigs | volledigers | - |
volledig
- zonder iets ongedaan te laten
- Dit luidde de volledige ondergang van dit machtige rijk in.
volledig
- helemaal, in zijn volle omvang
- ▸ Het werd me al snel duidelijk dat ik de trail volledig had onderschat.[2]
- het volledige verhaal
1. zonder iets ongedaan te laten
het volledige verhaal
|
volledig
- zonder iets ongedaan te laten
- Dit is volledig onmogelijk.
1. zonder iets ongedaan te laten
- Het woord volledig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "volledig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "volledig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ig in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %