volhouden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·hou·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
volhouden
hield vol
volgehouden
klasse 7 volledig

Werkwoord

volhouden

  1. overgankelijk doorgaan met iets ondanks tegenslag, tegenspraak of vermoeidheid
    • Hij hield vol dat hij er niets mee te maken had. 
    • Het element van verrassing werd volgehouden tot op het moment van de onthulling. 
     De trail had mij in ieder geval fit gemaakt en dit wou ik thuis graag volhouden.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen