familie

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: FamilieFamilye, family

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·lie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gezin, bloedverwanten’ voor het eerst aangetroffen in 1566 [1]
  • Uit Latijn: familia
enkelvoud meervoud
naamwoord familie families
verkleinwoord familietje familietjes

Zelfstandig naamwoord

de familiev

  1. (familie) groep mensen met (bloed)verwantschap door een gemeenschappelijke oorsprong
    • We zijn met de hele familie, inclusief alle klein- en achterkleinkinderen, naar de honderdste verjaardag van oma geweest. 
     Misschien zou ik me op een gegeven moment vervelen met alleen mijn eigen gedachten als vermaak. Of zou ik mezelf heel hard tegenkomen, ook al wist ik nog steeds niet precies wat hiermee bedoeld werd. Ik was immers de constante prikkels van Internet, Netflix, vrienden en familie om me heen gewend.[2]
  2. (biologie) taxon, een groep dieren of planten, onderdeel van een orde en bestaande uit een of meer geslachten
Synoniemen
  • geslacht
  • sibbe
  • gezin (familie in engere zin)
  • groep (bijvoorbeeld bij taal; een taalfamilie is gelijk aan een taalgroep)
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord familie

Zelfstandig naamwoord

familie

  1. (familie) familie


Deens

  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   familie                  

Zelfstandig naamwoord

familie

  1. (familie) familie

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·lie
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse woord familia
Naar frequentie 556
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   familie     familien     familier     familiene  
genitief   families     familiens     familiers     familienes  

Zelfstandig naamwoord

familie, m

  1. (familie) gezin
    «En familie på tre har blitt fraktet til Nordlandssykehuset etter en trafikkulykke i Bodø.»
    Een gezin van drie is naar een verkeersongeval in Bodø in het Noordlandziekenhuis gebracht geworden.
  2. (familie) familie
  3. (familie) geslacht
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1-2]: sammensatt familie
samengesteld gezin, stiefgezin


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·lie
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse woord familia
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   familie     familien     familiar     familiane  

Zelfstandig naamwoord

familie, m

  1. (familie) gezin
  2. (familie) familie
  3. (familie) geslacht
Afgeleide begrippen