familiearchief

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·lie·ar·chief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord familiearchief familiearchieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het familiearchiefo

  1. verzameling documenten die zijn gemaakt en/of ontvangen door een groep bloedverwanten
     Hier lag haar familiearchief en hier stonden ook de hutkoffers waarin de winterkleren voor de zomer werden weggeborgen.[2]
     De familie van de beroemde natuurkundige bewaarde het afschrift van de Stockholms Enskilda Bank jarenlang in het familiearchief. Vanmiddag wordt het overgedragen aan het museum.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028261396
  3. Bronlink geraadpleegd op 31 maart 2022 Weblink bron “'Lorentz en Einstein komen ineens dichtbij'” (12-03-2018), NOS