oma
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oma
Woordherkomst en -opbouw
- vermoedelijk ontstaan in kindertaal uit grootma, in de betekenis van ‘grootmoeder’ aangetroffen vanaf 1872 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oma | oma's |
verkleinwoord | omaatje | omaatjes |
Zelfstandig naamwoord
oma v
- (familie) moeder van een ouder
Synoniemen
Verwante begrippen
Overerving en ontlening
Vertalingen
1. moeder van een ouder
Gangbaarheid
- Het woord oma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "oma" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ oma op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "oma" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Indonesisch
Woordafbreking
- oma
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Nederlands "oma"
Zelfstandig naamwoord
oma
- (spreektaal), (familie) oma, grootmoeder
Synoniemen
Antoniemen
- kakek "grootvader"
- cucu "kleinkind"
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Familie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Indonesisch
- Zelfstandig naamwoord in het Indonesisch
- Spreektaal in het Indonesisch
- Familie in het Indonesisch