schoonzus
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schoon·zus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoonzus | schoonzussen |
verkleinwoord | schoonzusje | schoonzusjes |
Zelfstandig naamwoord
schoonzus v
- (familie) de echtgenote van iemands broer of zus, of de zus van iemands echtgenoot of echtgenote
- ▸ Hij was niet veroordelend, in deze kwestie was hij niet alleen uit eigen overtuiging beginselvast, hij was ook decennialang opgevoed door zowel Ingeborg als haar beste vriendin en bovendien zijn schoonzus Christa.[2]
Synoniemen
- (Surinaams) zwagerin
- schoonzuster
Verwante begrippen
Vertalingen
1. de echtgenote van iemands broer of zus, of de zus van iemands echtgenoot of echtgenote.
Gangbaarheid
- Het woord schoonzus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "schoonzus" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ schoonzus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel schoon- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Familie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %