nageslacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·ge·slacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nageslacht nageslachten
verkleinwoord nageslachtje nageslachtjes

Zelfstandig naamwoord

het nageslachto

  1. (ruim) afstammelingen, toekomstige generaties
  2. (eng) kinderen en kleinkinderen
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be