familiefoto

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

familiefoto
Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·lie·fo·to
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord familiefoto familiefoto's
verkleinwoord familiefotootje familiefotootjes

Zelfstandig naamwoord

de familiefotov / m

  1. foto van een familie waarop meestal meerdere generaties staan afgebeeld
    • De narcistische Laird, wiens lijf vol zit met tatoeages, is de steenrijke directeur van een gamesbedrijf. Hij is zo dolgelukkig met zijn aanstaande schoonfamilie dat hij de kerstkaart die zij stuurden, een olijke familiefoto, meteen levensgroot op zijn rug tatoeëerde. Per abuis inclusief de ‘happy holidays’-tekst, maar dat deert hem niet.[2] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC André Waardenburg 20 december 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be