Naar inhoud springen

vader

Uit WikiWoordenboek
  • va·der
enkelvoud meervoud
naamwoord vader vaders
verkleinwoord vadertje vadertjes

devaderm

  1. (familie) een mannelijke ouder
     Een doodgewone veertiger met een eigen bedrijf, twintig jaar getrouwd, vader van drie, die elke zondag het gras maait.[3]
     Zijn moeder kreeg vlak na zijn geboorte multiple sclerose. Zijn vader, druk met de zorg voor zijn chronisch zieke echtgenote, keek nauwelijks om naar Harry. Als enig kind werd hij opgevoed door zijn oma.[4]
  2. een man binnen een gemeenschap wiens toewijding allen binnen die gemeenschap dient
  • De wens is de vader van de gedachte
je gelooft iets, omdat je wil dat het zo is
  • Mijn vader is geen bremer (of breeuwer)
  • Zo vader, zo zoon (of: zo moeder, zo dochter)
kinderen erven de eigenschappen van hun ouders
vervoeging van
vaderen

vader

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vaderen
    • Ik vader. 
  2. gebiedende wijs van vaderen
    • Vader! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vaderen
    • Vader je? 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]
  1. "vader" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. vader op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 11 mei 2025 Weblink bron “Window of my eyes: Harry Muskee en de verloren tijd” (zaterdag 16 januari 2016, 13:44), NOS
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud meervoud
naamwoord vader vaders
verkleinwoord
  • va·der

vader

  1. (familie) vader; een mannelijke ouder
enkelvoud meervoud
naamwoord vader vaders / vadere
  • IPA: /fɑːdər/
  • Afgeleid van het Nederlandse vader

vader

  1. (familie) vader; een mannelijke ouder
  • IPA: /vaːðɐ(r)/
  • va·der
  • Afgeleid van het Middelnederlandse vader

vader m

  1. (familie) vader; een mannelijke ouder
  2. beschermer
  3. God
  • Afgeleid van het Angelsaksische fæder

vader

  1. (familie) vader; een mannelijke ouder
  • Afgeleid van het Oudsaksische fadar

vader

  1. (familie) vader; een mannelijke ouder
  • Afgeleid van het Oudnederlandse fader

vader

  1. (familie) vader; een mannelijke ouder
    enkelvoud meervoud
    naamwoord vader vaders
    verkleinwoord
    • va·der
    • Afgeleid van het Middelnederduitse vader

    vader

    1. (familie) vader; een mannelijke ouder
    • va·der
    Naar frequentie 11194

    vader, mv

    1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van vad
    • va·der

    vader, mv

    1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van vad (betekenis [A]: hengelsnoer, vissnoer, sleepnet)
    • vad, mv (betekenis [A]: hengelsnoer, vissnoer, sleepnet)

    vader

    1. (familie) vader; een mannelijke ouder

    vader

    1. (familie) vader; een mannelijke ouder

    vader

    1. (familie) vader; een mannelijke ouder