familieleven
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fa·mi·lie·le·ven
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van familie en leven
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | familieleven | familielevens |
verkleinwoord | familieleventje | familieleventjes |
Zelfstandig naamwoord
het familieleven o
- het gedeelte van iemands leven dat betrekking heeft op zijn of haar gezin en andere bloedverwanten
- De verjaardagsfeesten zijn in Nederland een belangrijk onderdeel van het familieleven.
Gangbaarheid
- Het woord familieleven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.