geld

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geld
Woordherkomst en -opbouw
Middelnederlands: ghelt
Oudnederlands: als tweede deel van diuvalgelt, aangetroffen vanaf 776 [1]
Germaans: *geldan (beloning, geld)
Indo-Europees: *gheldh- (betalen)
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: geld (Angelsaksisch: geld, ġield), Duits: Geld, Fries: jild, jeld
Oost: Gotisch: gild
enkelvoud meervoud
naamwoord geld gelden
verkleinwoord geldje geldjes

Zelfstandig naamwoord

het geldo

  1. in vaste eenheden verdeeld ruilmiddel dat in een samenleving wordt gebruikt voor betalen en sparen
    • Hij ging uit eten, maar toen hij moest betalen kwam hij erachter dat hij geen geld bij zich had. 
     Pogue deed wat geld in de jukebox, begon te dansen en zweepte iedereen op. Binnen de kortste tijd hadden we de stille kroeg volledig overgenomen. Er vormden zich wat onverwachte stellen aan de bar en een van de jongens ging er met de barvrouw vandoor.[2]
  2. (economie) algemeen gangbaar betaal- en spaarmiddel
  3. (financieel) door de overheid aangewezen ruilmiddel voor betaling van goederen, diensten en belastingen
  4. (figuurlijk) rijkdom waarover persoon of een organisatie beschikt
    • Al zijn geld zat in zijn bedrijf. 
     Ingeborgs vader, baron Von Freital, geloofde niet in de liefde, maar des te meer in geld en afkomst, en vooral in de gunstige combinatie van die grootheden.[3]
Synoniemen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Anagrammen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
gelden

geld

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelden
    • Ik geld. 
  2. gebiedende wijs van gelden
    • Geld! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelden
    • Geld je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "geld" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  4. www.dbnl.org
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

geld

  1. geld


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

geld

  1. (financieel)(economie) geld; een ruilmiddel dat gegarandeerd wordt door een land waarmee goederen en diensten kunnen worden gekocht


Veluws

Zelfstandig naamwoord

geld

  1. (financieel)(economie) geld; een ruilmiddel dat gegarandeerd wordt door een land waarmee goederen en diensten kunnen worden gekocht