cashgeld

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cash·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cashgeld
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het cashgeldo

  1. contant geld; geld dat men bezit in de vorm van munten en papiergeld
     Vervoersbedrijven zijn al langer bezig om cashgeld uit de bus en de tram te krijgen, omdat chauffeurs vaak het doelwit zijn van overvallen. Een GVB-woordvoerder zei eerder al dat het streven is dat de hele sector vanaf 2018 'cashloos' moet zijn.[1]
     De politie heeft geen wapens of explosieven gevonden, maar wel 26.000 euro cashgeld.[2]
     Bij een onderzoek naar een drugsnetwerk heeft justitie 800.000 euro aan cashgeld, dure sieraden en horloges en tien voertuigen in beslag genomen. Volgens het OM is het geld verdiend met hennepteelt en handel in drugs.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Cash een kaartje kopen in de bus? Niet meer in Amsterdam” (Zondag 26 maart 2017, 06:01), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Veiligheidsraad België beraadt zich op dreigingsniveau” (Maandag 23 november 2015, 16:22), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Justitie vindt 8 ton bij drugsfamilie” (Dinsdag 21 augustus 2012, 16:10), NOS