liggeld

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lig·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord liggeld liggelden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het liggeldo

  1. eigen bijdrage van een patiënt bij opname in een ziekenhuis
    • Rutte en Samsom presenteren een deelakkoord over begroting 2013. Ze hebben besloten de forensentaks, de langstudeerboete, het liggeld voor het ziekenhuis en de eigen bijdrage voor de geestelijke gezondheidszorg te schrappen. In ruil daarvoor gaat de assurantiebelasting omhoog, wordt de AOW-leeftijd versneld verhoogd en schrappen ze het vitaliteitssparen. [2] 
  2. geld dat een eigenaar van een schip moet betalen voor het gebruik van een haven
    • Het pleidooi komt uit de koker van VVD-raadslid Marianne Poot, zo meldt Het Parool. De trajectcontrole zou relatief makkelijk ingevoerd kunnen worden omdat boten nu al een chip hebben op het vaarvignet om het liggeld te kunnen innen. [3] 
    • Na vijftien jaar moet horeca-ondernemer Ruud de Jong ineens liggeld betalen voor zijn kano's in de Almelose Aa. [4] 
    • De organisatie van de Havendagen besloot vorige week het evenement niet door te laten gaan, omdat de schippers van varend erfgoed principieel geen liggeld betalen, terwijl de gemeente wel van plan was die te gaan innen. Het gaat om 3.000 euro dat aan liggeld betaald moet worden. [5] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen