daggeld

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord daggeld daggelden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het daggeldo

  1. (economie) geld dat binnen een dag verdiend wordt
  2. (financieel) zeer kortlopende geldelijke lening die bovendien op elk moment opvraagbaar is
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be