geldzaak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geld·zaak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geldzaak geldzaken
verkleinwoord geldzaakje geldzaakjes

Zelfstandig naamwoord

de geldzaakv / m

  1. een kwestie die (alleen maar) gaat over geld
    • De hoogte van de functieschaal van een docent is alleen maar een geldzaak en heeft niets te maken met zijn opleiding of zijn didactische kwaliteiten. 
  2. financiën
    • Zij heeft haar geldzaken goed voor elkaar want ze controleert altijd al haar post en betaalt altijd direct haar rekeningen. 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be