contributiegeld

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tri·bu·tie·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord contributiegeld contributiegelden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het contributiegeldo

  1. geld dat men betaalt aan een vereniging waarvan men lid is
     Eenderde van dat bedrag gaat naar contributiegeld, lesgeld en entreebewijzen voor sportclubs. Mensen gaven meer uit aan sport en fitnessdiensten dan vier jaar geleden. Ook aan sportkleding werd meer geld uitgegeven.[2]
     Op één van de opvallendste pagina’s op de nieuwe site, zijn tal van prachtige skeeler-, wieler- en mountainbikeroutes uit Twente samengebracht, inclusief de MTB-routes rondom recreatieplas Het Lageveld in Wierden en de Zand- en Veenroute in Sibculo. Deze twee routes worden door leden van SWCT onderhouden. Een deel van het contributiegeld wordt daarvoor gereserveerd.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron “Sport kost huishouden 1000 euro” (Vrijdag 11 oktober 2013, 11:42), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron
    Tom van den Berg
    “Nieuwe website Skeeler en Wieler Club Twenterand met overzicht Twentse fiets- en skeelerroutes” (30-12-2020), Tubantia