ijsgeld
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ijs·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijsgeld | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het ijsgeld o
- (scheepvaart) geld dat men betaalt voor het breken van het ijs dat schepen belemmert om naar open water te varen
- (scheepvaart) uitkering voor de bemanning van een schip als er door ijsgang niet gevaren kan worden
Synoniemen
- [2] ijstoeslag
Gangbaarheid
- Het woord 'ijsgeld' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijsgeld" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be