Naar inhoud springen

drie

Uit WikiWoordenboek
0003
drie,
op een abacus


Telwoord (nl)
0123456789
10111213141516171819
20212223242526272829
30313233343536373839
40414243444546474849
50515253545556575859
60616263646566676869
70717273747576777879
80818283848586878889
90919293949596979899
1002003004005006007008009001000
10610910121015101810211024102710301033
1036103910421045104810511054105710601063
10661069107210751099101001012010303103003
  • drie

drie

  1. "3", het getal tussen twee en vier
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen drie euro en zevenendertig cent. 
       Een man die afgelopen weekend drie kinderen uit de zee bij het Noord-Hollandse Julianadorp wilde redden, raakte zelf vermist.[4]
       Bewondering: Boer begon in 1987 op 22-jarige leeftijd als leerling-kok bij De Librije in Zwolle. Hij nam op jonge leeftijd de zaak over en bouwde het met zijn vrouw Thérèse uit tot een restaurant dat al sinds 2004 drie Michelinsterren heeft. Het is een prestatie waar collega's veel bewondering voor hebben.[5]
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • Het juiste antwoord op opgave drie is "42". 

bijwoord

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "drie" ht als rechterdeel
  • Drie keer niks
Helemaal waardeloos
  • Een meisje van drie kruisjes
Een vrouw van 30 jaar
  • Het iemand in drieën geven iets te doen
Verwachten (eigenlijk:wedden) dat iemand iets in drie pogingen nog niet gedaan krijgt
  • Het iemand in drieën zetten iets te doen
Verwachten (eigenlijk:wedden) dat iemand iets in drie pogingen nog niet gedaan krijgt
  • Niet tot drie kunnen tellen
Erg dom zijn
  • Op drie haartjes staan
Scheef gedragen worden (van een hoofddeksel)
  • Wel wis en drie!
  • Alle goede dingen bestaan in drieën/uit drie
Gezegd als er na twee vergelijkbare gebeurtenissen zich vrij onverwacht nog een derde voordoet
enkelvoud meervoud
naamwoord drie drieën
verkleinwoord drietje drietjes

dedriev/m

  1. het cijfer 3
    • De drie op zijn shirt was nauwelijks meer te zien. 
  2. dat wat in een (rang)ordening met 3 is aangeduid
    • Het is weer de drie die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Hij had veel onvoldoendes, drie vijven en een drie.  

dedriemv

  1. groep van 3 eenheden
    • Die drie zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 
    • Zullen we met ons drietjes op reis gaan? 
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[6]
Telwoord (afr)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400
5 15 50 500
6 16 60 600
7 17 70 700
8 18 80 800
9 19 90 900

drie

  1. drie
enkelvoud meervoud
naamwoord drie drieë

drie

  1. (sport) try (rugby)
    «Bonuspunte [word] toegeken vir 'n span wat vier of meer drieë gedruk het in een wedstryd,...»
    Er worden bonuspunten toegekend aan een ploeg die vier of meer try's gedrukt heeft in een wedstrijd.
  • Afgeleid van het Angelsaksische drȳġe

drie

  1. droog
  • Afgeleid van het Oudnederlandse thrīe

drie

  1. drie; het getal tussen de twee en de vier, in Arabische cijfers 3, in Romeinse cijfers III
    • Afgeleid van het Middelnederduitse drê / drî

    drie

    1. drie; het getal tussen de twee en de vier, in Arabische cijfers 3, in Romeinse cijfers III
    • Afgeleid van het Middelnederlandse drie

    drie

    1. drie; het getal tussen de twee en de vier, in Arabische cijfers 3, in Romeinse cijfers III