bedrijf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘beroepswerkzaamheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1293 [1]
  • In de betekenis van ‘deel van een toneelstuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1704 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bedrijf bedrijven
verkleinwoord bedrijfje bedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

het bedrijfo

  1. (bedrijfskunde) organisatie, samenspel van mensen en middelen om producten en of diensten te leveren
    • De melkfabriek was een bedrijf dat het land voorzag van melkproducten en de melk van de boeren kocht. 
     Een doodgewone veertiger met een eigen bedrijf, twintig jaar getrouwd, vader van drie, die elke zondag het gras maait.[2]
     Lauritzen & Lauritzen dit behartigenswaardige bouwproject voor het algemeen belang aan zou nemen, kon hun tegelijkertijd een concessie worden verleend op zekere gemeentegrond waar het bedrijf een wooncomplex voor eigen rekening kon bouwen, vooropgesteld dat ze het zelf zouden financieren.[3]
  2. (economie) een economische eenheid, gericht op het maken van winst
    • Het grote bedrijf maakte veel winst zodat de aandelenkoers omhoog ging. 
  3. (juridisch) een zelfstandige rechtsvorm met winstoogmerk
    • De notaris stelde de contracten op voor de oprichting van het nieuwe bedrijf. 
  4. (techniek) het in werking zijn van iets
    • Na vijf jaren van bouwen werd de nieuwe brug in bedrijf gesteld. 
    • Met een druk op de knop werd het nieuwe systeem in bedrijf gesteld. 
     Het gaat Jetten om de gevolgen voor het onderwaterleven tijdens de bouw. Vissen en zeezoogdieren kunnen bijvoorbeeld last hebben van het heien. Maar ook als de molens in bedrijf zijn, kunnen er gevolgen zijn voor dieren zoals vogels en vleermuizen, die gehinderd worden door de draaiende wieken.[4]
  5. (toneel) een deel van een toneelstuk
    • In het tweede bedrijf vertelde hij zijn verhaal. 
Opmerkingen
  • In bet. 1 en 2. heeft bedrijf vooral een technische betekenis, terwijl bij onderneming de nadruk ligt op het economische aspect.
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bedrijven

bedrijf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedrijven
    • Ik bedrijf. 
  2. gebiedende wijs van bedrijven
    • Bedrijf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedrijven
    • Bedrijf je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 "bedrijf" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  4. Bronlink geraadpleegd op 17 mei 2022 Weblink bron “Jetten: belang natuur weegt zwaar bij aanleg windpark op zee” (16 mei 2022), NOS
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

bedrijf

  1. bedrijf
Schrijfwijzen


Veluws

Zelfstandig naamwoord

bedrijf

  1. bedrijf