bedrijfsgebouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·drijfs·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bedrijfsgebouw bedrijfsgebouwen
verkleinwoord bedrijfsgebouwtje bedrijfsgebouwtjes

Zelfstandig naamwoord

het bedrijfsgebouwo

  1. gebouw waarin een bedrijf gevestigd is
     De opmerking van de NOS dat het niet wil dat het bedrijfsgebouw een soort Fort Knox wordt, begrijpt hij wel, maar volgens hem zit er nog wel wat tussen gastvrij zijn en je gebouw omtoveren tot een vesting.[2]
     Bathily wordt in Frankrijk een held genoemd, net als de medewerker van de drukkerij waarin gisteren de twee broers Kouachi zich verschansten. Die medewerker had zich op de eerste verdieping verborgen onder een gootsteen en hield vandaar via de telefoon contact met de politie, totdat die het bedrijfsgebouw bestormde.[3]
Antoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2023 Weblink bron
    Sandra Dijkman Dulkes
    “'100 procent veilig kan niet, maak het indringers moeilijk'” (Vrijdag 30 januari 2015, 16:28), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2023 Weblink bron “Frankrijk eert nog een 'gijzeling-held'” (Zaterdag 10 januari 2015, 17:36), NOS