schoonmaakbedrijf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schoon·maak·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schoonmaakbedrijf schoonmaakbedrijven
verkleinwoord schoonmaakbedrijfje schoonmaakbedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

schoonmaakbedrijf o [1]

  1. bedrijf dat schoonmaakdiensten aanbiedt
     De volgende bedrijven in Nederland hebben plannen gemaakt om vluchtelingen te helpen: ABN Amro, organisatieadviesbureau Accenture, advies- en ingenieursbedrijf Arcadis, schoonmaakbedrijf Asito, dienstverlener Dental Care Professionals, bouwbedrijf Dura Vermeer, Hilton, technologiebedrijf HP, ING, Philips, Rabobank, Randstad, Shell, uitzendbedrijf ManpowerGroup en Unilever.[2]
     Een schoonmaakbedrijf heeft sorry gezegd tegen de man die in de nacht na Koningsdag zo'n zes uur lang heeft vastgezeten in een mobiel toilet in het Groningse Engelbert.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Nederlandse bedrijven beloven miljoenen te steken in vluchtelingenhulp” (Maandag 8 april 2019, 18:06), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Weggetakelde dixi-slaper krijgt wekker en excuses” (Dinsdag 1 mei 2018, 20:03), NOS