levensmiddelenbedrijf

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  levensmiddelenbedrijf    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈlevə(n)sˌmɪdələ(n)bəˌdrɛif / (7 lettergrepen)

Woordafbreking

• le·vens·mid·de·len·be·drijf

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  levensmiddel zn  en  bedrijf zn  met het invoegsel -en- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	levensmiddelenbedrijf	[1]: levensmiddelenbedrijven
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

het levensmiddelenbedrijf o

1. (bedrijf) onderneming die in voedsel en benodigdheden voor het dagelijks leven handelt

   ▸ Eén blik op de producten die levensmiddelenbedrijf Wessanen verkoopt en je ziet dat hun assortiment perfect binnen de tijdgeest past: granola met kokos, rijstwafels met quinoa, pindakaas maar dan met amandelen en zonder suiker.

   ▸ Het was in 2003 reden voor AH om een prijzenoorlog te ontketenen en het was tien jaar later, in september vorig jaar, aanleiding opnieuw prijsverlagingen door te voeren: het succes van Lidl. Het van oorsprong Duitse levensmiddelenbedrijf zit sinds 1997 in Nederland en dendert maar door.

   ▸ Met deze droevige gedachten betrad hij Grootgruts levensmiddelenbedrijf om een brood te kopen.

   ▸ Dat een deel van de keuringen geprivatiseerd is, komt behalve uit inefficiency bij de keurende instantie, ook voort uit de Europese hygiëneregelgeving, die voorschrijft dat ”exploitanten van een levensmiddelenbedrijf” in hoge mate zelf verantwoordelijk zijn voor het voorkómen van (voedselveiligheids)risico`s in hun bedrijf.

2. (bedrijfstak) handel in voedsel en benodigdheden voor het dagelijks leven

   ▸ Het grootwinkelbedrijf Maxis (2.900 werknemers) zal zijn CAO voorlopig niet vervangen door de goedkopere CAO voor het levensmiddelenbedrijf.

   ▸ Het tweede type is de avondwinkel die het karakter heeft van een delicatessenzaak, waar bijvoorbeeld ook exclusieve etenswaar te verkrijgen is, zoals verse kreeft en zalm. (…) Dit soort avondwinkels lijkt eerder te concurreren met de horeca dan met het levensmiddelenbedrijf.

Hyponiemen

• [1] levensmiddelenconcern, voedselconcern
• [1] levensmiddelendetaillist, levensmiddelenwinkel, levensmiddelenzaak

Gangbaarheid

• Het woord levensmiddelenbedrijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.