bedrijfsomvang
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·drijfs·om·vang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedrijfsomvang | bedrijfsomvangen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bedrijfsomvang m
- de grootte van een onderneming
- ▸ De horecasluiting is ook een van de oorzaken dat vleeskuikenhouders het slechtste jaar sinds 2013 draaien, met een gemiddeld inkomen van 44.000 euro. Voor leghennenhouders wordt het ook een minder jaar. Dat komt onder meer doordat meer bedrijven zijn omgeschakeld naar een duurzamer systeem met een kleinere bedrijfsomvang.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord bedrijfsomvang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Gemiddelde inkomen van boeren daalt in 2020, ondanks coronasteun” (Donderdag 17 december 2020, 16:19), NOS