grondbedrijf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grond·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grondbedrijf grondbedrijven
verkleinwoord grondbedrijfje grondbedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

het grondbedrijfo

  1. bedrijf dat zand en aarde verkoopt
     De Unie van Waterschappen wil ook dat de drinkwatervoorziening zo veel mogelijk tegen PFAS wordt beschermd. Maar de waterschappen en de bagger- en grondbedrijven hebben ook een eigen belang.[1]
     Vanuit Amersfoort vertrekt een bus met bouwers richting het Malieveld. Een echtpaar met een grondbedrijf legt uit waarom ze bij deze actie aanwezig zijn en waarom voor hen het noodplan niet genoeg is.[2]
  2. organisatie die terreinen verkoopt
     Er bestaat de mogelijkheid dat de provincie gaat bepalen dat de grond (deels) weer verkocht moet worden als landbouwgrond, schrijft de wethouder in oktober aan de gemeenteraad. In het slechtste geval zou dat betekenen dat de grond ongeveer 11 miljoen euro minder waard is dan is ingeboekt op de begroting van het grondbedrijf van de gemeente.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 12 januari 2024 Weblink bron “Waarschuwing aan Tweede Kamer: pas op met PFAS-vervuiling drinkwater” (Woensdag 11 december 2019, 19:27), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 12 januari 2024 Weblink bron “'We hebben weinig vertrouwen in het kabinet, dus op de barricade!'” (Woensdag 30 oktober 2019, 07:47), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 12 januari 2024 Weblink bron “Geldermalsen wilde zelf graag 1500 asielzoekers” (Vrijdag 18 december 2015, 14:31), NOS