automobielbedrijf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·mo·biel·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord automobielbedrijf automobielbedrijven
verkleinwoord automobielbedrijfje automobielbedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

het automobielbedrijfo

  1. (economie) (verkeer) bedrijf dat auto's verkoopt en onderhoudt
  2. (economie) (verkeer) bedrijf dat auto's ontwerpt en produceert
     BMW en Toyota gaan samen een sportwagen bouwen. De wagen is het eerste zichtbare resultaat van de samenwerking tussen het Duitse en Japanse automobielbedrijf. De topmannen van BMW en Toyota hebben de komst van de wagen officieel bevestigd.[2]
     Het doek lijkt langzaam maar zeker te vallen voor het Zweedse automobielbedrijf Saab. De Nederlandse topman Victor Muller heeft nu zelfs te weinig geld om het personeel te betalen.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2023 Weblink bron “BMWOYOTA sportwagen op komst” (Maandag 30 december 2013, 09:37), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2023 Weblink bron “Saab kan salarissen niet meer betalen” (Donderdag 23 juni 2011, 22:24), NOS