Naar inhoud springen

uur

Uit WikiWoordenboek
Versie door Romaine (overleg | bijdragen) op 17 mrt 2020 om 13:57

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bepaalde tijdseenheid (60 minuten)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord uur uren
verkleinwoord uurtje uurtjes

Zelfstandig naamwoord

uur o

  1. (tijdrekening), (eenheid) een eenheid van tijd die bestaat uit 60 minuten, weergegeven met de afkorting u of h
    • Een dag bestaat uit 24 uur. 
  2. tijdstip, ogenblik
    • het is nu precies vijf uur 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Meroniemen
Typische woordcombinaties
  • met drie uur verlengd
  • per uur
  • 24-uur
Opmerkingen
  • De tijdsaanduidingen op -r blijven na een bepaald telwoord in het enkelvoud: drie uur, drie jaar.
Uitdrukkingen en gezegden
  • Eén uur van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit
één moment van onvoorzichtigheid kan verschrikkelijke gevolgen hebben
  • Een uur gaans
  • Het uur U
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen