piekuur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- piek·uur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | piekuur | piekuren |
verkleinwoord | piekuurtje | piekuurtjes |
Zelfstandig naamwoord
het piekuur o
- (verkeer) een tijdsperiode met veel verkeer
- De haventerminals MPET en Antwerp Gateway willen op die manier de doorstroming aan de terminal zelf verbeteren, maar ook het regionale wegennet tijdens de piekuren ontlasten. ‘Want meer trucks ’s nachts betekent minder verkeer overdag’, zegt het Havenbedrijf Antwerpen. [3]
- tijdsperiode waarin het heel druk is
- Volgens een woordvoerder van Deliveroo is het bedrijf overgestapt op een zzp-model om de bezorgers maximale flexibiliteit te bieden, zodat ze in de piekuren meer opdrachten kunnen aannemen. "Sinds de introductie van het nieuwe model zijn ruim 150 riders bij ons aan de slag als zzp'er, en hun aantal groeit iedere week. Bovendien verdient al 90 procent van de zzp'ers meer dan wanneer ze in loondienst zijn, omdat we ze per levering kunnen betalen."[4]
- tijdsperiode dat iets veel gevraagd en gebruikt wordt
- Waterbedrijf Vitens heeft zijn klanten opgeroepen om de komende dagen in de piekuren het waterverbruik zoveel mogelijk te beperken. Dat moet voorkomen dat de waterdruk te laag wordt. Vanwege de hitte is het waterverbruik momenteel hoger dan normaal. [5]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord piekuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "piekuur" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ piekuur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 16/februari/2017 door poj
- ↑ Tubantia Natasja de Groot 13- september -2017
- ↑ NRC Eva Smal 2 juli 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be