Naar inhoud springen

Uit WikiWoordenboek
  • IPA: \to.ki\, [to̞kʲi]

  1. tijd
    «流れ»
    de stroom van de tijd
  2. de tijd wanneer, moment
    «困ったは私に相談してください。»
    Praat alsjeblieft tegen mij wanneer je in moeilijkheden zit.
  1. 時間 tijd
  2. 同時に tegelijkertijd
  3. 時に trouwens, soms
  4. 時々 soms
  5. 時折 soms
  6. 同時 tijdelijk
  7. 何時 hoe laat, wanneer
  8. 時計 horloge
  9. 時代 periode
  10. 時期 seizoen
  11. 時刻 moment
  12. 時点 moment
  13. 時速 snelheid
  14. 時差 tijdverschil
  15. 時流 hedendaagse mode
  16. 時半 tijdje
  17. 時機 kans
  18. 時給 uurloon
  19. 時事 lopende zaken, actualiteiten
  20. 時勢 tendensen
  21. 時制 grammaticale tijd

rōmaji: ji

  1. om ... uur
    «7起きました。»
    Ik ben om zeven uur opgestaan.