schooluur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- school·uur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schooluur | schooluren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het schooluur o
- één uur onderwijs op school
- In de wiskundeles kun je de tafels van vermenigvuldiging al springend opzeggen, je kunt een strekoefening inlassen midden in een schooluur en al fietsend naar het zwembad les krijgen over verkeersveiligheid. De Vlaamse onderwijsinspectie raadt de basisscholen aan om meer ambitie te tonen in het laten bewegen van hun leerlingen.[2]
- de tijd dat er les gegeven wordt
- De Kamer wil dat de bewindsvrouw uitvogelt hoe het komt dat leerkrachten zo weinig gebruik maken van de mogelijkheden om hun kwaliteiten te vergroten met behulp van een beurs. Leraren zeiden dat ze geen tijd hadden, waarop het mogelijk werd gemaakt extra vaardigheden op te doen tijdens schooluren.[3]
Synoniemen
- [1] lesuur
- [2] schooltijd
Gangbaarheid
- Het woord schooluur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schooluur" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard DONDERDAG 3 MEI 2018 Wiskundeles? Tijd om te springen en stretchen
- ↑ Het Parool 22 JUNI 2016 Kamer wil helderheid over bestedingen scholen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be