oer

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oer
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ijzerhoudende grond’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1764.[1]
  • Leenwoord uit Nederduits Uur.
enkelvoud meervoud
naamwoord oer -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

oer o

  1. (mineralogie) een ijzerhoudende grondsoort
    • Voor een deel bestaat de bodem hier uit oer. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /uːr/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

oer o

  1. uur
Verbuiging



Welsh

Bijvoeglijk naamwoord

oer

  1. koud