jaargetijde

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: jaartijd

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jaar·ge·tij·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jaargetijde jaargetijden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

jaargetijde o

  1. (tijdrekening), (eenheid) een deel van het jaar met unieke eigenschappen
    • De jaargetijden waar veel mensen het meest van houden zijn de lente en de zomer. 
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be