kast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kast kasten
verkleinwoord kastje kastjes

Zelfstandig naamwoord

kast v/m

  1. (meubel) een meubel om gebruiksvoorwerpen in op te bergen, meestal voorzien van horizontale schappen
    • de avond in het restaurant bracht hij met zijn tweejarig zoontje, wegens diens fascinatie met dit voorwerp, door in de stofzuigerkast 
  2. (informeel) een televisietoestel (meestal als verkleinwoord: kastje)
  3. (informeel) gevangenis
    • In de kast zitten. 
  4. (informeel) een groot gebouw
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: alles uit de kast halen
grote inspanningen leveren
  • [1]: iemand op de kast jagen
iemand boos maken
bekend laten worden dat je homoseksueel bent (letterlijk: (VS) Engels to come out of the closet)
  • [1]: van het kastje naar de muur gestuurd worden
met bureaucratisch gedoe te maken krijgen
  • [4]: en kast van een (huis, etc.)
een zeer groot (huis, etc.)
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kassen

kast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kassen
    • Jij kast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kassen
    • Hij kast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kassen
    • Kast! 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 kast op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Woordafbreking
  • kast

Zelfstandig naamwoord

kast

  1. (religie)(kerst)(feest) kerst; de periode van kerstavond tot en met tweede kerstdag
Schrijfwijzen
Synoniemen

Meer informatie

Meer informatie


Noors

Woordafbreking
  • kast

kast

  1. gebiedende wijs van kaste


Nynorsk

Woordafbreking
  • kast

kast

  1. gebiedende wijs van kaste
Synoniemen


Sallands

Woordafbreking
  • kast

Zelfstandig naamwoord

kast

  1. (religie)(kerst)(feest) kerst; de periode van kerstavond tot en met tweede kerstdag
Schrijfwijzen
Synoniemen


Stellingwerfs

Woordafbreking
  • kast

Zelfstandig naamwoord

kast

  1. (religie)(kerst)(feest) kerst; de periode van kerstavond tot en met tweede kerstdag
Synoniemen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • kast

Zelfstandig naamwoord

kast

  1. genitief meervoud van kasta