stak
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stak
Werkwoord
vervoeging van |
---|
steken |
stak
- enkelvoud verleden tijd van steken
- Ik stak.
- Jij stak.
- Hij, zij, het stak.
- Ik stak.
- ▸ Zijn slangen eigenlijk nachtdieren? Af en toe stak ik mijn hoofd naar buiten, maar ik zag gelukkig niks.[1]
Anagrammen
Gangbaarheid
- Het woord stak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "stak" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Deens
Uitspraak
Woordafbreking
- stak
Werkwoord
stak
- verleden tijd van stikke
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 74 %
- Prevalentie Vlaanderen 75 %
- Woorden in het Deens
- Woorden in het Deens van lengte 4
- Woorden in het Deens met audioweergave
- Woorden in het Deens met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Deens