Naar inhoud springen

stak

Uit WikiWoordenboek
  • stak
vervoeging van
steken

stak

  1. enkelvoud verleden tijd van steken
    • Ik stak. 
    • Jij stak. 
    • Hij, zij, het stak. 
     Ze trok er eentje uit, aarzelde even en stak hem toen voorzichtig tussen haar lippen.[1]
     Zijn slangen eigenlijk nachtdieren? Af en toe stak ik mijn hoofd naar buiten, maar ik zag gelukkig niks.[2]
74 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[3]
  1. Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  • stak

stak

  1. verleden tijd van stikke