tapkast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

café met tapkast
Uitspraak
Woordafbreking
  • tap·kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tapkast tapkasten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

tapkast v/m [1]

  1. buffet in een café met een biertap
    • Lodewijk stapt naar de toog. Met tegenzin gaan de gasten voor hem opzij. Door zijn stijlvolle kleren en zijn Hollandse tongval valt hij uit de toon. Hij buigt zich over de tapkast heen en roept - te bars voor een vreemde - de kastelein, die hem wrevelig opneemt. En dan toch in beweging komt. [2] 
    • Zefod ging drie stenen treden af naar de vloer en zigzagde tussen kleverige, dampende plassen door naar de tapkast, die als een klif boven hem uittorende. [3] 
    • Vanwege de geringe belangstelling werd het evenement vrijdagavond afgelast. Het drankspel, waarbij deelnemers met een stropdas worden vastgespijkerd aan de tapkast, trok slechts n bezoeker. Volgens de organisatoren hadden ze er zich negen deelnemers aangemeld. Die bleven allemaal weg, net als de andere bezoekers van het caf aan de Grotestraat.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Haasnoot, Robert
    Langzame wals [2015] ISBN 978-90-445-0937-3 pagina 8
  3. Adams, Douglas Eoin Colfer
    Hitchhiker's Guide deel zes van drie En dan nog iets ... [2010]ISBN 978-90-225-5659-7 pagina 172
  4. Tubantia 14-NOVEMBER-16,
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be