kassen

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kas·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kassen
kaste
gekast
zwak -t volledig

Werkwoord

kassen

  1. inergatief (scheepvaart) elkaar door op het water te slaan nat spatten
    • Hou op met kassen! 

Zelfstandig naamwoord

kassen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kas

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be