kas
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kas
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘contanten’ voor het eerst aangetroffen in 1543 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kas | kassen |
verkleinwoord | kasje | kasjes |
Zelfstandig naamwoord
- de bak die het ontvangen geld bevat
- In onze winkel is ieder personeelslid verantwoordelijk voor zijn eigen kas.
- (figuurlijk) (financieel), (economie) de liquide middelen van een organisatie
- We hebben op het moment niet zoveel geld in kas.
- (tuinbouw) een doorzichtige en meest glazen constructie die het cultiveren mogelijk maakt van planten die een ander klimaat vergen dan buiten heerst
- Het Westland heet vanwege zijn vele kassen ook wel de Glazen Stad.
- omhulsel waarin iets is opgesloten (-> borstkas, oogkas, tandkas)
- in sommige gevallen afkorting van kast (-> windkas)
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
1. de bak die het ontvangen geld bevat
3. een doorzichtige -meest glazen- constructie die het cultiveren van planten mogelijk maakt die een ander klimaat vergen dan buiten heerst
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kassen |
kas
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kassen
- Ik kas.
- gebiedende wijs van kassen
- Kas!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kassen
- Kas je?
Gangbaarheid
- Het woord kas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kas' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Lets
naamval |
enk en mv m en v |
---|---|
nominatief | kas |
genitief | kā |
datief | kam |
accusatief | ko |
instrumentalis | ar kam |
locatief | (kur) |
Vragend voornaamwoord
kas
- wie, wat (nominatief)
- «Kas tas ir?»
- Wie is dat? / Wat is dat?
- «Kas tā par grāmatu?»
- Wat is dat voor een boek?
- «Kas tas ir?»
Betrekkelijk voornaamwoord
kas
- wie, (degene) die, (dat) wat, welke (nominatief)
Uitdrukkingen en gezegden
- «Necēri uz to, kas nav vēl rokā.»
- Hoop niet op dat wat je nog niet in handen hebt: Reken je niet rijk
- «Necēri uz to, kas nav vēl rokā.»
Papiamento
Zelfstandig naamwoord
kas
Turks
Zelfstandig naamwoord
kas
Synoniemen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Financieel in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Tuinbouw in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %
- Woorden in het Lets
- Vragend voornaamwoord in het Lets
- Betrekkelijk voornaamwoord in het Lets
- Woorden in het Papiamento
- Zelfstandig naamwoord in het Papiamento
- Woorden in het Turks
- Zelfstandig naamwoord in het Turks