feest
Uiterlijk

- feest
- via Middelnederlands feeste via Oudfrans feste van Latijn festa bn ( dies zn ); in de betekenis van ‘viering’ aangetroffen vanaf 1265 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | feest | feesten |
verkleinwoord | feestje | feestjes |
het feest o
- vermakelijke en vreugdevolle sociale bijeenkomst
- Ondanks het feit dat Nederland de finale tegen Spanje verloren had, was het bij de huldiging één groot feest.
- ▸ ' 'Ja, señor?' 'Denk je dat de mensen in het dorp het leuk zouden vinden als we een feest gaven?' Een feest van de Schlosses zou volgens Teresa het mooiste zijn wat het dorp ooit had meegemaakt - en zij zou daarvan het middelpunt zijn, zij zou het organiseren.[4]
- ▸ Het was een groot feest in Deventer: Deventer kan zijn geluk niet op na bekerwinst Go Ahead Eagles: 'We gaan Europa in!' De horeca in het centrum van Deventer had al eerder afgesproken om middernacht te sluiten. Vanaf toen stroomde de binnenstad dan ook grotendeels leeg.[5]
- ▸ Een ander zou er misschien van hebben gebaald dat hij in apenpakkie was verschenen op een feest waar iedereen zijn normale kloffie droeg, maar Casper zag er de lol wel van in.[6]
- (figuurlijk) een fijne gebeurtenis in het algemeen
- ▸ Het was altijd een feest als ik op een kleine waterbron recht uit de berg stuitte. Dit frisse water uit de ondergrondse meren (aquifers geheten) dronk ik direct uit de berg, zonder het te hoeven filteren.[7]
- Het feest is voorbij
De situatie wordt nu ernstig, het wordt menens
- Liever te dik in de kist dan een feestje gemist
Je kunt beter iets korter leven en dan wel veel plezier hebben gehad
|
vervoeging van |
---|
feesten |
feest
- Het woord feest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "feest" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ feest op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "feest" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jessie Burton vert. Marja Borg“De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024574704
- ↑
Weblink bron “Feest barst los in Deventer na winst Go Ahead Eagles: 'We gaan Europa in!'” (22 april 2025), NOS
- ↑ Ronald Giphart e.a.“Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
feest
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch