deur
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
- deur
Woordherkomst en -opbouw
- erfwoord van Middelnederlands dore / dure / doere en Oudnederlands duri; in de betekenis van ‘toegang tot woning e.d.’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deur | deuren |
verkleinwoord | deurtje | deurtjes |
Zelfstandig naamwoord
- (bouwkunde) een afsluiting van een toegang tot een ruimte, gemaakt van hout, metaal of kunststof
- De deur werd met een koevoet uit zijn sponningen gelicht.
- ▸ Terwijl ik goedkeurend met mijn vinger langs de vergulde lambrisering streek, de dikte voelde van de stof van de zware, oker overgordijnen en de stoel wegschoof om de openslaande te openen naar het terras, dat uitzicht bood op de rozentuin, of wat daarvan over was, en de vijver met de defecte fontein, bedacht ik dat ik nog tijd genoeg zou hebben om deze kamer en detail te beschrijven.[4]
- een afsluiting van een toegang tot een kast
- ▸ Ze opende het deurtje en haalde er een klein potje uit.[5]
Hyponiemen
- (naar mechaniek) draaideur, dubbele deur, klapdeur, opdekdeur, roldeur, schuifdeur, vouwdeur, puntdeur
- (naar soort) branddeur, hordeur, nooddeur, tochtdeur, vluchtdeur, spiegeldeur
- (naar ruimte) autodeur, badkamerdeur, balkondeur, garagedeur, kajuitdeur, kamerdeur, kastdeur, kelderdeur, keukendeur, kluisdeur, liftdeur, schipdeur, schuurdeur, slaapkamerdeur, sluisdeur, tuindeur, vliegtuigdeur, woonkamerdeur, zolderdeur, kerkdeur, wc-deur
- (naar locatie) achterdeur, binnendeur, buitendeur, onderdeur, tussendeur, voordeur, zijdeur
Afgeleide begrippen
- deurbel, deurbeslag, deurdranger, deurgat, deurketting, deurklink, deurklopper, deurknop, deurkozijn, deurkruk, deurluik, deurmat, deuropening, deurpaneel, deurpost, deurslot, deurstijl, deurtelefoon, deurontgrendeling, deurvergrendeling
- deurwaarder, dichte deur, driedeurs, open deur, opendeurdag, stompedeur, tweedeurs, vierdeurs
Verwante begrippen
- afhangen, drempel, dievenklauw, dorpel, hek, huisinterieur, ingang latei, luik, muur, poort, scharnier, sponning, slot, uitgang
Uitdrukkingen en gezegden
- Achter gesloten deuren
Niet in het openbaar
- ∗ Uit consideratie met mevrouw Christina Curtholmen stel ik voor dat de stedelijke rechtbank besluit om de bewijsvoering achter gesloten deuren plaats te laten vinden.[6]
- Bij iemand de deur plat lopen
Heel vaak bij iemand op bezoek komen
- Dat doet de deur dicht.
Dat is niet meer acceptabel, hiermee is een grens bereikt/overschreden
- Dat is niet naast de deur
Dat is erg ver weg
- De deur [achter zich] dichttrekken
Weggaan
- De deur op een kier zetten
Verklaren dat iets misschien wel zou kunnen
- ∗ In het debat over de Voorjaarsnota zette premier Rutte vanmiddag de deur op een kier voor een voorstel van de linkse oppositiepartijen. Die willen mensen die nu ook al zorgtoeslag krijgen, een 'najaarstoeslag' van 500 euro geven.[7]
- Een open deur intrappen
Iets dat toch al overduidelijk of vanzelfsprekend is nog eens expliciet benoemen
- Een stok achter de deur houden
Iets als dreigement gebruiken
- Iemand [het gat van] de deur wijzen
Iemand wegsturen
- Iemand achter de deur zetten
Ongenode gasten niet binnen laten
- Iemand aan de deur zetten
Iemand ontslaan
- Iemand de deur wijzen
Iemand weg sturen
- Iets de deur uit doen
Iets weggooien
- Met de deur in huis vallen
Direct het belangrijkste vertellen
- Niet met iemand door één deur kunnen
Niet met iemand kunnen samenwerken, permanent ruzie met iemand hebben
- Voor de deur staan
Binnenkort gaan beginnen
- Voor de rode deur moeten gaan
Voor de rechter moeten verschijnen
- Zo gek als een deur
Heel erg gek
Vertalingen
1. een afsluiting van een toegang tot een ruimte, gemaakt van hout, metaal of kunststof
|
|
Gangbaarheid
- Het woord deur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "deur" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[8] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ deur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "deur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 18
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044633535
- ↑
Weblink bron “Rutte wil kijken naar toeslag van 500 euro voor lage en middeninkomens” (15 juni 2022), NOS
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
Voorzetsel
deur
Drents
Voorzetsel
deur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deur | deuren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
deur
- (bouwkunde) deur; een afsluiting van een toegang tot een ruimte, gemaakt van hout, metaal of kunststof
Schrijfwijzen
Gronings
Voorzetsel
deur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deur | deuren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
deur
- (bouwkunde) deur; een afsluiting van een toegang tot een ruimte, gemaakt van hout, metaal of kunststof
Schrijfwijzen
Nedersaksisch
Voorzetsel
deur
Woordherkomst en -opbouw
- Van het Oudsaksische duru
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deur | deuren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
deur
- (bouwkunde) deur; een afsluiting van een toegang tot een ruimte, gemaakt van hout, metaal of kunststof
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Sallands
Voorzetsel
deur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deur | deuren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
deur
- (bouwkunde) deur; een afsluiting van een toegang tot een ruimte, gemaakt van hout, metaal of kunststof
Schrijfwijzen
Twents
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deur | deuren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
deur
- (bouwkunde) deur; een afsluiting van een toegang tot een ruimte, gemaakt van hout, metaal of kunststof
Schrijfwijzen
Veluws
Voorzetsel
deur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deur | deuren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
deur
- (bouwkunde) deur; een afsluiting van een toegang tot een ruimte, gemaakt van hout, metaal of kunststof
Schrijfwijzen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
West-Vlaams
Voorzetsel
deur
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Afrikaans
- Woorden in het Afrikaans met audioweergave
- Voorzetsel in het Afrikaans
- Woorden in het Drents
- Voorzetsel in het Drents
- Zelfstandig naamwoord in het Drents
- Bouwkunde in het Drents
- Woorden in het Gronings
- Voorzetsel in het Gronings
- Zelfstandig naamwoord in het Gronings
- Bouwkunde in het Gronings
- Woorden in het Nedersaksisch
- Voorzetsel in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Bouwkunde in het Nedersaksisch
- Woorden in het Sallands
- Voorzetsel in het Sallands
- Zelfstandig naamwoord in het Sallands
- Bouwkunde in het Sallands
- Woorden in het Twents
- Zelfstandig naamwoord in het Twents
- Bouwkunde in het Twents
- Woorden in het Veluws
- Voorzetsel in het Veluws
- Zelfstandig naamwoord in het Veluws
- Bouwkunde in het Veluws
- Woorden in het West-Vlaams
- Voorzetsel in het West-Vlaams